Terwijl mijn (stief)vader toch echt een automan in hart en nieren was bleek mijn moeder in haar jonge jaren tripjes per trein, tram of bus als iets heel plezierigs of avontuurlijks te ervaren. En wij kinderen moesten dan altijd met haar mee. Indertijd werd Amsterdam nog bediend door een grote variëteit aan buurt- en regiovervoerders. Je had de NZH (Noord-Zuid-Hollandsche Tramwegmaatschappij), Maarse en Kroon, en voor het oosten van de stad richting Het Gooi en verder het land in de NBM, oftewel de Nederlandsche Buurtspoortweg Maatschappij. Die hadden vroeger met trams gereden, maar deden dat in mijn jeugd met grote groene autobussen. Startpunt een wat krikkemikkerig aandoend stationnetje aan de Wibautstraat, tegenwoordig de lelijkste boulevard van onze hoofdstad. Dat beginpunt voor een tripje Gooi was voor ons een kwestie van tien minuten wandelen.
En dan stond daar zo’n groene Crossleybus te draaien. Heerlijke dieselgeur vermengd met iets wat ik altijd met die bussen heb geassocieerd, trillen van de carrosserie, en een zwaar geluid van een indertijd stevige maar nu best bescheiden aandoende dieselmotor. En die stond nog voorin de cabine, de chauffeur zat er min of meer naast en bestuurde het groene gevaarte met een enorm stuurwiel. Met een dergelijke bus kon je naar Laren, Blaricum of Huizen. Mijn moeder vond dat echt geweldige uitstapjes. Al was het maar omdat we dan in die buurt naar de grote huizen konden kijken die ook toen al Het Gooi sierden. Zij droomde dan vaak weg in ‘als’ of ‘had ik maar’, wij kinderen zochten meestal naar een plek om te spelen. Die was daar in die hoek niet echt voorhanden.
Wel in Muiderberg, een badplaatsje dat toen nog wel door veel Amsterdammers werd bezocht. Al was het maar omdat het vroegere trammetje van de Gooische Moordenaar zoals dat ding ooit heette, daar een omweg maakte om de vele badgasten af te zetten of om te halen. De buslijnen naar het Gooi maakten nog steeds een omweg om mensen juist daar heen te brengen. En dan kon je als kind heerlijk in het water spelen of op het toen nog bescheiden strandje. De veilige groene bussen brachten ons dan op tijd weer thuis. Had je heel wat te vertellen later. Het busstation aan de Wibautstraat raakte op enig moment overdekt. Men bouwde er een enorm gebouw boven en de bussen stonden voortaan onderdak. NBM en de andere vervoerders verdwenen in een fusiebedrijf dat als Centraal Nederland bekend zou worden. In het Autobusmuseum heeft men nog een paar exemplaren staan van de vroegere groene NBM-wagens. Ook een Crossley hebben ze daar nog in bedrijf. Ik moet hen nog eens bezoeken. Al was het maar voor de geur van die oude Crossleybussen. En om wellicht toch nog eens te denken aan die dagen dat mijn moeder nog droomde en geloofde in het avontuur. (Foto’s: Wikipedia – onderwerp NBM of Stadsarchief Amsterdam)